De grote vergissing van Fidel Castro

David D’Omni ZF (1984) is een betrokken Cubaanse musicus. Hij groeide op in de wijk Alamar in Havana en maakt deel uit van de interdisciplinaire groep Omni-Zonafranca. Rock, new age, hiphop en reggae hebben zijn muziek beinvloed. Maar hij is ook een politiek betrokken Cubaan; zijn teksten op Facebook bewijzen dat. Hij publiceerde in oktober een post waarin hij de ‘grote vergissing van Fidel Castro beschreef’ namelijk ‘dat hij geen vertrouwen stelde in zijn volk.’ Op 26 november 2016 is het twee jaar geleden dat Fidel Castro overleed. Hier volgt zijn betoog.

fidel-castro- jaren-zestig

Fidel Castro, begin jaren zestig

Ik denk dat Fidel Castro, zoals veel anderen die almaar aan de macht blijven, de grote vergissing beging dat hij geen vertrouwen stelde in zijn volk, dat hij het liet wennen aan paternalisme en dat hij de initiatieven van de hele samenleving fnuikte. Híj was de grote econoom, de grote politicus, de grote kunstenaar, de grote Godgelijkende vader van wie een heel volk afhankelijk was. Dit egovertoon, dat geneigd is de natuurlijke diversiteit van het brede menselijk spectrum te fnuiken en dat berust op een doorzichtig Messiascomplex, heeft tot een diepe morele crisis in onze maatschappij geleid. Geen enkele staatsburger die na 1959 in Cuba werd geboren, ontving voor zijn eigen onbedwingbare ideeën steun onder de bescherming van de grote Vader, die stakingen en partijen verbood en iedere andere sociale manifestatie die zich buiten de lijnen van de enige heersende partij waagde. De emigratie en constante repressie van vrijdenkers gedurende tientallen jaren heeft ons tot een verweesde maatschappij gemaakt. Vader is er niet meer, maar voor hij heenging heeft hij zich gekloond in alle wettige instellingen van ons eiland. Heel de handel, de politiek, de kunst en het onderwijs zijn in handen van twee of drie generaals van het leger. Nu is het aan het maatschappelijk middenveld, uitgedund en gestigmatiseerd, om moedig te vechten voor het zaaien van schaars maar vruchtbaar zaad in de dorre grond die Vader ons heeft nagelaten.

david D'Omni Zona Franca-

David D’Omni

Welke toekomst?
Hoe dan ook is het van belang om niet alleen te kijken naar de gevolgen van een ‘verlengde’ Fidel, maar ook naar de rol van het maatschappelijk middenveld. Eerst is er het zijn, dan denken, dan doen en vervolgens bezitten, en vanzelfsprekend gaat bezitten vooraf aan geven. Om geld te kunnen geven, moet je geld hebben, om vrede te brengen moet je vrede hebben, om liefde te verspreiden moet je die in je binnenste koesteren en om vrijheid te geven moet je er wat van hebben. Hypocrisie is een duidelijk voorbeeld van geven wat je niet hebt. De lijst van politici die spreken van vrede en legers aanhouden, van kunstenaars die spreken van gemeenschap zonder iets te weten van gedienstigheid en van leiders die spreken van zuiverheid terwijl ze de kiemen van tirannie in hun hart bewaren, is lang. Op deze lijst staan de meesten van ons, daarom kan ik niet spreken over de toekomst van mijn eiland zonder de wereld erbij te halen. Ik zie wel degelijk een toekomst, maar welke toekomst komt er zoals iemand die plant? De toekomst ligt in de waakzaamheid van onze daden nu, er bestaan geen gegarandeerde strategieën, maar het is een feit dat het oprecht handelen van iemand die niet eerloos kan leven, diepe sporen trekt in de geschiedenis.

repressie-damas-de-blanco3

De mensenrechtengroep Damas de Blanco wordt in Cuba vervolgd

Onszelf
Weliswaar is in mijn land het gebrek aan democratie enorm groot, maar het is niet groter dan het vermogen dat huist in de wil van de mens om in vrijheid te handelen. Wanneer we de schuld voor onze problemen bij anderen en bij externe omstandigheden leggen, geven we onze macht weg. Als de wortel van het probleem niet in onszelf ligt, dan de macht om het op te lossen ook niet. Ik denk niet dat het de tijd is om te wachten op democratische platforms die de regering toch niet wil oprichten. Daarom heb ik het diepste respect voor het Cubaanse maatschappelijk middenveld dat, ondanks slaag en willekeurige opsluitingen, besluit om de teugels van de vrijheid in handen te nemen, en inderdaad scheppen ze zo democratische ruimtes, ook al doet de regering haar best ze te bagatelliseren.

PosterPedroPabloAlvarez

Pedro Pablo Alvarez – vakbondsleider – was een van de velen die deel uitmaakte van het maatschappelijk middenveld in Cuba.

Minderheden
Ieder volk heeft zijn eigen vorm van geschiedenis schrijven volgens zijn cultuur, en in het geval van het Cubaanse volk zou ik een kort historisch overzicht willen geven. In de onafhankelijkheidsoorlogen van de negentiende eeuw, toen we nog een Spaanse kolonie waren, waren de vrijheidsstrijders een minderheid. Pas toen ze zegevierend door de straten trokken sloot het volk zich aan. In de twintigste eeuw waren er andere minderheden die pas nadat ze de overwinnig behaalden, de steun van de aangestoken massa kregen. Heden ten dage is er een andere minderheid, die een meerderheid van het volk niet eens kent. Ik heb het voorrecht om deel uit te maken van dit maatschappelijk middenveld, dat bovendien vreedzaam is en op een dag in de nabije toekomst zegevierend zal optrekken. De boom van de Cubaanse revolutie groeide, droeg vruchten en stierf al lang voor Fidel. Als ik zeg ‘stierf’ bedoel ik dat niet poëtisch; dezelfde grondleggers van deze revolutie eindigden badend in corruptie en zij voor wie dat niet geldt, worden financieel onderhouden, want in dit land is werken met fatsoen onmogelijk is. Onze gefrustreerde ouders zijn het voorbeeld voor de toekomst die ons wacht als wij deze uitgeholde revolutie blijven steunen. Jongeren van nu zien als hun voorbeeld een kelner in een hotel, een gids voor toeristen of een vlot op zee; ingenieurs en leerkrachten zijn straatverkopers van allerlei zaken, die wegglippen voor de politie om te kunnen leven. Zij die nog een of andere studie volgen weten maar al te goed dat hun toekomst niet in Cuba ligt. Dagelijks vertrekken er vliegtuigen uit allerlei provincies van het land vol met Cubanen die niet van plan zijn terug te keren.

 

havanakrotlog

Leve de familie

Tijd voor democratie
Ik heb alleen maar hoop in dat waartoe we in staat zijn; als we democratie willen is het tijd om democratie in te voeren, als we welvaart willen is het tijd om onafhankelijke vakbonden en instellingen op te richten, als we vrijheid willen, is het tijd om met opgeheven hoofd te lopen en in alle windrichtingen luidkeels de wens tot emancipatie te verspreiden. Dat is allemaal verboden in Cuba, maar het is echt en komt uit het hart, en alleen het maatschappelijk middenveld is in staat gebleken dit kruis te dragen en het stigma te verduren. Het is het bestaande maatschappelijk middenveld dat de drager is van de nalatenschap van Félix Varela en José Martí, en het verbaast me niet dat het door velen wordt belasterd, vervolgd en gevreesd. Die velen zullen zich later voegen bij de lasteraars en vervolgers die zich sinds onheugelijke tijden al voortbewegen in kuddes zonder enig benul van wat het betekent om mens te zijn, uniek, divers en creatief; alles wat een kudde niet is.

Bron
* Facebook David D’Omni ZF, gepubliceerd door de website 14ymedio, 14 november 2018

Linken

* Youtube met de song Iguales (4.27 minuten)
* Youtube met het lied Pasalo (4.57 minuten)

Hoe Che ‘de koning van de suiker’ zijn rijkdom afnam

Julio Lobo (1898) was tot 1958 de rijkste mens van Cuba. Hij werd ‘de koning van de suiker’ genoemd en bezat 14 suikercentrales. BBC Mundo beschrijft hoe Che Guevara in oktober 1960 Lobo’s rijkdom in beslag nam. In de jaren vijftig werd zijn bezit op 2 miljard dollar geschat.

lobo-julio-suikermagnaat

Julio Lobo

Die nacht van de 11e oktober 1960 reed er een zwarte Chrysler door de straten van Havana. In de auto zat Julio Lobo, de rijkste man van Cuba die nog niet besefte dat hij naar een bijeenkomst ging die de rest van zijn leven zou bepalen. De Chrysler parkeerde tegenover de kantoren van de Nationale Bank van Cuba. Lobo die enigszins kreupel liep, betrad het gebouw waar de nieuwe president-directeur van de Nationale Bank, Ernesto ‘Che’ Guevara, sinds enkele maanden zetelde. Lobo was te middernacht door Che opgeroepen voor spoedoverleg. Ze zaten tegenover elkaar aan een tafel vol stapels papieren in een dichte wolk sigarenrook. Aan de ene kant de sobere communist met zijn baret, de kopie van de Nieuwe Mens, aan de andere kant het symbool van de bourgeoisie van het eiland, het ultieme symbool van het Cubaans kapitalisme. ‘Het was een uniek moment; daar ontmoette het Cuba van vóór en na 1959 elkaar en men kon zien dat het uur van de waarheid had geslagen,’ aldus John Paul Rathbone, auteur van De suikerkoning van Havana: de opkomst en ondergang van Julio Lobo, Cuba’s laatste tycoon.

cover-sugarking0of-havanaHet Volk
Guevara hield het kort. Hij nodigde Lobo uit de suikersector in de nieuwe regering te leiden in ruil voor zijn bezittingen. Hij zei hem ook dat er in de nieuwe samenleving geen ruimte meer was voor het kapitalisme en nodigde hem uit zijn kant te kiezen. Lobo zou in zijn villa kunnen blijven wonen en het vruchtgebruik kunnen krijgen van de Tinguaro, een van zijn 14 suikercentrales en zijn meest geliefde. De andere 13 centrales, pakhuizen, raffinaderijen, de radiostudio’s, de bank, de rederij, de luchtvaart -maatschappij, verzekeringen en de oliemaatschappij zouden overgaan in handen van het Volk of de Revolutie. Lobo reageerde niet ter plekke en vroeg om enkele dagen bedenktijd. De volgende ochtend, toen hij op zijn kantoor kwam, vroeg hij zijn secretaresse om hem te helpen bij het zoeken naar enkele belangrijke documenten, die nu nog steeds in handen zijn van zijn nakomelingen in Florida. ‘Dit is het einde,’ zei hij. Twee dagen later zat hij in een vliegtuig dat hem naar de VS bracht en keek uit over zijn geboorteland, ‘het eiland waar hij het meest van hield’.

suikerrietplantage

Suikerrietplantage

De bloei
Lobo was als 2-jarige in Cuba aangekomen, afkomstig uit Caracas, waar hij in 1898 werd geboren. Zijn familie, Sefardische joden, had zich daar gevestigd na een lange reis van Nederland via Spanje naar Portugal en Curaçao. ‘Vader verkreeg een fortuin in Cuba en Julio wordt, net als bijna alle kinderen van rijke mensen, naar de Verenigde Staten gestuurd om te studeren. Dan gaat hij terug naar Cuba en begint hij aan de bouw van zijn suikerrijk,’ zegt Rathbone. In zijn boek Cuba, The Pursuit of Freedom, schat historicus Hugh Thomas dat Lobo in 1958 bijna 405.000 hectare van het land in Cuba beheerste. Hij controleert het grootste deel van de in cultuur gebrachte suikerrietvelden in Cuba. De suikercentrales van Lobo leverden 4 van de 6 miljoen ton suiker die het land jaarlijks produceerde. ‘Cuba en suiker waren in die tijd het equivalent van Saoedi-Arabië en olie nu. Vanuit Havana werden de suikerprijzen op de wereldmarkt gecontroleerd. En achter die prijzen zat Julio Lobo,’ voegt Rathbone toe. Met de inkomsten uit suiker breidde Lobo’s ‘imperium’ zich uit tot het bankwezen, de scheepvaart en de luchtvaart. Volgens zijn biograaf, was een van zijn doelen om het Amerikaans kapitaal van het eiland te verdrijven. ‘Lobo verdiende zijn fortuin in Cuba en investeerde het in Cuba. Hij kocht veel suikermolens van Amerikanen omdat hij geloofde dat de Cubanen de controle over het land moesten hebben,’ zegt Rathbone. ‘Het is een aspect uit zijn leven dat wijst op nationale trots en vaderlandsliefde onder een bepaald deel van de Cubaanse bourgeoisie op het eiland. Dit in tegenstelling tot de clichés die er  bestaan over de bourgeoisie en de Cubanen voor de revolutie,’ zegt de schrijver.

musei-napoleonico-havana

Museo Napoleonico in Havana

Nieuw fortuin
Na zijn vlucht naar New-York verkreeg Lobo nieuw kapitaal op Wall Street, maar binnen vijf jaar raakte hij opnieuw bijna alles kwijt. Hij besloot vervolgens naar Spanje te gaan. Hij was een bewonderaar van generaal Francisco Franco en had al eerder financieel bijgedragen aan zijn strijd tegen de Republikeinen. Hij zou echter ook geld geven aan de rebellen die Fidel Castro leidde in de Sierra Maestra. Met zijn rijkdommen financierde hij ook het Museo Napoleónico in Havana met grootste verzameling memorabilia over Napoleon buiten Frankrijk. Lobo stierf op 20 januari 1983 in Madrid. Volgens Ratbone had hij minder verdriet over het verlies van zijn suikerraffinaderijen en andere rijkdommen, maar was het vooral het verlies van de schilderijen van Bartolomé Esteban Murillo, Diego Rivera, Da Vinci en Salvador Dalí die hem pijn deden. Die had de staat na zijn vertrek uit Cuba  geconfisqueerd.

Bron
* BBC News Mundo, 10 november 2018

Link
* Boekbespreking van The Sugar King of Havana: The Rise and Fall of Julio Lobo, Cuba’s Last Tycoon by John Paul Rathbone, Amercias Quarterly, Lente 2011

Na 27 jaar: vrijlating Daniel Santovenia

Daniel Santovenia Fernández is zaterdag jl. na 27 jaar gevangenisstraf vrijgelaten, aldus de Cubaanse schrijver Ángel Santiesteban op zijn Facebookpagina. De tegenstander van het regiem werd in 1991 aangehouden nadat hij clandestien Cuba was binnengekomen met de bedoeling sabotageacties op het eiland uit te voeren. Santovenia heeft een staarprobleem en een slecht gehoor. Ángel Santiesteban: ‘Vanaf vandaag zal hij niet meer in gevangenschap wakker worden, behalve in de grote gevangenis die Cuba is. Wij hopen dat hij spoedig werkelijk vrij zal zijn als hij in Miami aankomt.’

daniel-santovenia-apresado-hace-27-anos-participar-infiltracion-armada

Daniel Santovenia

Santovenia Fernández (63) werd in 1992 tot 30 jaar gevangenisstraf veroordeeld en verbleef 22 jaar in de gevangenis van Agüica in Matanzas. Zijn arrestatie vond plaats op 29 december 1991 bij de stad Cárdenas (Matanzas), toen hij daar aan land ging na vertrek uit Miami. Hij was vergezeld van Pedro Álvarez Pedroso en Eduardo Díaz Betancourt. Bij hun aanhouding werden wapens en munitie in beslag genomen. De drie werden ter dood veroordeeld, maar in het geval van Santovenia Fernández en Álvarez Pedroso werd de doodstraf omgezet in lange gevangenisstraffen.

Mensenrechtencomité
Van Díaz Betancourt verschenen foto’s in de media terwijl hij een notitieboekje bestudeerde waarin de namen en adressen stonden van de gebroeders Gustavo en Sebastián Arcos en Yanes Pelletier, leden van het Comité Cubano Pro Derechos Humanos / Cubaans Comité Voor Mensenrechten (CCPDH). Kort daarop werden de huizen van de gebroeders Arcos belegerd door een schreeuwende menigte die vernielingen aanrichtte. Gustavo Arcos die in 1953 deelnam aan de aanval op de Moncada-kazerne in Santiago de Cuba, was de eerste ambassadeur van het revolutionaire Cuba in Brussel. Hij werd gearresteerd en ontslagen omdat hij de communistische koers van de Castro’s verwierp. De drie leden van de CCPDH werden volgens verklaringen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in verband gebracht met de operatie van Santovenia en enkele uren voor de gerechtelijke uitspraak, gearresteerd. Internationaal werd tegen de doodstraf geprotesteerd door de regering van de VS, maar ook door de presidenten van Nicaragua en Spanje, Violeta Chamorro en Felipe González. Díaz Betancourt werd op 20 januari 1992 geëxecuteerd.

gustavoarcosbergnes2006 (2)

Gustavo Arcos

Identiteit
Pedro Álvarez Pedroso, compañero van Daniel Santovenia, deelde de redactie van 14ymedio mee dat de vrijgelatene sinds maandag jl. in het kantoor van de burgelijke stand vande gemeente Cardenas verblijft om een identiteitskaart en een paspoort te krijgen. Hij wil dan bij de ambasade van de VS een verblijfsvergunning aanvragen. In de VS wonen zijn drie zonen en zijn broers. Die procedure is nog niet geslaagd omdat hij geen geboortebewijs kan overleggen. Zijn collega Álvarez Pedroso verliet Cuba toen hij 6 was, maar keerde als 25-jarige terug naar Cuba. Hij verbleef die periode in de VS maar vroeg nooit het Amerikaans staatsburgerschap aan. Hij is op 6 januari 2017 vrijgelaten en repatrieerde niet naar de VS omdat identiteitspapieren ontbraken. ‘Ik ben op dit moment een illegaal in Cuba. Ik kan niet werken, ik kan niets ondernemen tot dit proces met de papieren rond is.’

Bron
* Website 14ymedio, Havana, 28 oktober 2018

Link

* Amnesty International, 13 januari 1992 over de veroordeling tot de doostraf van Eduardo Diaz Betancourt, Daniel Candelario Santovenia Fernandez en Pedro de la Caridad Alvarez Pedroso.

Castro-tegenstander en gewezen CIA-agent gestorven in ballingschap

Luis Posada Carriles, een van de hardnekkigste bestrijders van het Castro-regime in Cuba, is op 90-jarige leeftijd overleden. Hij stierf woensdag in een ziekenhuis in de Amerikaanse staat Florida, waar hij in ballingschap verbleef.

posada-carriles-miami

Posada Carriles in Miami

De Cubaan stond bekend als een felle tegenstander van het eenpartijsysteem dat Fidel Castro had ingevoerd. Zowel de Cubaanse als de Venezolaanse regering beschuldigden hem ervan een hand te hebben in verschillende terroristische aanslagen op het Caribische eiland. De Cubanen die naar de VS waren gevlucht, beschouwden hem dan weer als een vrijheidsstrijder. In april 1961 leverde hij steun bij de invasie in de Varkensbaai, de mislukte Amerikaanse poging om het communistische bewind op Cuba omver te werpen. Volgens documenten van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken werkte hij daarna enkele jaren voor de Amerikaanse inlichtingendienst CIA.

carilles-aanhouding-venezuela-1975-na-vliegtuig-bahama's

Carriles in 1976 bij zijn aanhouding in Venezuela

Aanslagen
In 1976 werd hij in Venezuela opgepakt omdat hij ervan verdacht werd achter de aanslag te zitten op een Cubaans lijnvliegtuig, waarbij 73 mensen om het leven waren gekomen. Maar hij slaagde erin om in 1985 uit de gevangenis te ontsnappen en voegde zich later bij de grote Cubaanse gemeenschap in Miami.  Hij wordt er ook van beschuldigd betrokken te zijn geweest bij een bomaanslag op hotel Copacabana in Havana in 1997. Daarbij werd een Italiaanse toerist gedood. Posada Carriles leed volgens de krant Miami Herald aan kanker. Volgens zijn advocaat was zijn gezondheidstoestand er drie jaar geleden sterk op achteruitgegaan na een auto-ongeluk.

Reacties
De dood van Carriles werd door de Cubaanse media kort gemeld. Carriles – die in de staatsmedia dikwijls werd omschreven als ‘het zwarte beest van het anticastrisme’ – is gestorven zonder te boeten voor zijn misdaden tegen Cuba, aldus het ochtendprogramma Buenos Días. Redacteuren van de website 14ymedio zochten in Miami en Havana naar reacties op de dood. ‘Hij stond nooit voor de rechter voor wat hij deed, maar hij moet zich verantwoorden voor het tribunaal van de geschiedenis en het geweten van het Cubaanse volk,’ aldus Amaury Rosales, werkzaam in een wisselkantoor van El Cerro. In deze winkel weigerde een andere jongeman commentaar te geven omdat ‘we beter niet over politiek kunnen spreken’. Anderen wilden hun oordeel opschorten. ‘Op een dag hoop ik iets meer onpartijdige informatie te kunnen lezen over zijn leven zodat ik zijn motieven kan begrijpen. De televisie hier schildert hem af als de duivel en dat kan niet’, zegt een gepensioneerde econoom die anoniem wil blijven.

versaillesmiamiMiami
In het befaamde restaurant Versailles, het centrum van het anti-castristen in Miami, gaat het leven gewoon door. Er wordt Cubaanse koffie gedronken, croquetas en gebakjes van guayaba gegeten. De dood van Posada Carriles is geen bijzonder gespreksthema. Men spreekt over het recente schietincident op een Amerikaanse school en de situatie in Venezuela. Voor zijn vrienden en ‘strijdmakkers’ is dat anders. Oud-politiek gevangene Enrique Ruano heeft Carriles lang gekend. In de bar Miami noemt hij Carriles ‘een groot strijder tegen de tirannie van Castro. Mensen zoals hij maak je niet vaak mee. Als zo’n iemand sterft, moet je hem eer bewijzen.’ En de balling Gonzalo López (77), die sinds zijn 55ste in de VS woont, noemt Posada Carriles een ‘enorme patriot.’ Antonio Tony Calatayud, brigadecompañero van de overledene tijdens de inval in de Varkensbaai en ex-directeur van het radiostation WBQA, La Cubanísima, herinnert Posada Carriles als een ‘fijn mens, zeer vriendelijk en dienstbaar, een broeder en patriot.’ aldus Calatayud. ‘Jammer genoeg sterven eerst de goede mensen terwijl de slechten in Cuba overblijven.’

posada-carriles-fidel-fotootje

Fidel Castro met foto van Carriles

Bron
* Persbureau Belga en de website 14ymedio

Link

* De partijkrant Granma publiceerde op 23 mei de Chronologie van de Terreur over het leven van Posada Carriles

Bij de dood van vakbondsman Eduardo García (1933-2018)

Op 23 april 2018 overleed in Venezuela Eduardo García Moure. Deze Cubaanse vakbondsman, afkomstig uit de Katholieke Arbeiders Jeugd (KAJ) /Juventud Obrera Cristiana (JOC), speelde een belangrijke rol in het vakbondsverzet tegen dictator Batista. Eduardo García geloofde in de opstandige barbudos /bebaarden, die in 1953 de gewapende strijd aangingen met het leger van Batista. Net als de meeste Cubanen geloofde hij heilig in de revolutie die ‘groen zou zijn als de palmbomen’. Zij wilden, aldus García, ‘een socialisme maar democratisch en op basis van zelfbestuur. Nooit wilden wij een communistische revolutie.’

Eduardo-García-Moure-y-Camilo-Cienfuegos

Eduardo García Moure en Camilo Cienfuegos (links) begroeten elkaar tijdens een bijeenkomst van Sindicato del Comercio van de Cubaanse vakcentrale CTC, 1959

Garcia werkte op 14-jarige leeftijd als bediende in El Comercio, een bekend warenhuis in Havana in het filiaal La Filosofía. Op zijn 15e richtte hij een vakbond op, maar zijn collega’s begrepen dit niet en lieten hem in de steek. Hij raakte in contact met Camilo Cienfuegos die in de winkel El Arte werkte. Beiden deden vakbondswerk en beiden bezochten de kerk van Montserrat, waar veel studenten kwamen. Na de overwinning El Triunfo in 1959 behoorde Camilo Cienfuegos tot de bekende commandanten, samen met Che en Fidel. De vriendschap tussen Garcia en Camilo bleef. Camilo verzette zich tegen de miltarisering van het land. Zijn motto luidde: ‘Waarom wapens? (…) wat we hier nodig hebben zijn scholen, geen leger.’ Camilo Cienfuegos botste in het eerste jaar van de revolutie steeds vaker met de gebroeders Castro. Hij zou in oktober 1959 onder verdachte omstandigheden bij een vliegtuigongeluk het leven laten. Eduardo Garcia was ervan overtuigd dat er kwade opzet in spel was. Camilo was populairder dan Fidel en moest worden uitgeschakeld.

El-Encanto-brand-13031961

El Encanto, voor en na de brandstichting op 13 april 1961

Confrontatie
Na de overwinning zette García zijn vakbondswerk voort o.a. bij een andere bekende winkel El Encanto waar hij loonacties organiseerde. De eigenaar Solís nodigde Fidel uit en bood hem vijf duizend dollar voor het programma van de landhervorming. Die zei tijdens de overhandiging van de donatie: ‘Alles gaat voortvarend behalve die dwaze anarchist hier, Eduardo García Moure, die in 6 maanden alles wil regelen wat Batista in jaren kapot maakte.’
Nadat eind 1959 de vakcentrale CTC was overgenomen door de communisten namen ook de spanningen tussen het regime en García toe. De laatste richtte, o.a. met de politicus Manuel Ray Rivero, de Movimiento Revolucionaria del Pueblo (MRP) op die de confrontatie zocht met het Castroregime. García was een van de leiders van deze ondergrondse beweging en hij verbleef 15 maanden in de clandestiniteit in Santiago en de Sierra Maestra. Toen de winkel El Encanto afbrandde werd hij verdacht van medeplichtigheid en werd de jacht op García geopend. Bij verstek werd hij ter dood veroordeeld. Uiteindelijk zoch hij zijn toevlucht in de  ambassade van Venezuela. Toen dit land de diplomatieke relaties met Cuba verbrak, verhuisde hij naar de Mexicaanse ambassade. Via Curacao zou hij uiteindelijk toch in Venezuela terechtkomen en daar tot zijn dood wonen.

clat-nederland-affiche-vrijheid-arbeidersbeweging-sjarelContacten met Cuba
Hij werd actief in de christelijke vakbeweging CLASC, later CLAT (Central Latino Americano de Trabajadores), en was o.a. de oprichter van de Latijns Amerikaanse Federatie voor Handelspersoneel, FETRALCOS.  In 1977 bezocht hij als vice-voorzitter van de continentale arbeiders- en boerenbeweging CLAT de conferentie van de Internationale Arbeids Organisatie (ILO) in Genève, toen hij benaderd werd door een lid van de Cubaanse delegatie, Jesus Escandell Romero. Deze vroeg hem of hij bereid was naar Cuba te gaan om daar te spreken over de vrijlating van politieke gevangenen. Tegelijkertijd benaderde Cuba in Panama de bankier Bernardo Benes en in Miami werd contact gelegd met de sigarenfabrikant José Orlando Padrón. Zij accepteerden de uitnodiging. Aan het einde van dat jaar werd de tot 18-jaar gevangenisstraf veroordeelde vakbondsleider Reinol González vrijgelaten, mede door druk van de Colombiaanse schrijver Marquez. González ging naar Spanje en bereidde daar met o.a. García nieuwe gesprekken met Havana voor. Die volgden in 1978 toen Eduardo García tweemaal Fidel Castro ontmoette. Hij behoorde inmiddels tot de zogeheten Groep van 75, Cubaanse prominenten die in de jaren die daarop volgden de vrijlating van meer  dan 3.600 politieke gevangenen bewerkstelligden. Ook kwamen er mogelijkheden voor familiebezoeken van Cubaanse-Amerikanen aan Cuba en begonnen er directe vluchten tussen Miami en Havana.

EduardoGarcia-ReinolGonzales1

Reinol González (links) en Eduardo García

Steun Venezuela
Eduardo Garcia kon daarbij rekenen op de steun van de Venezolaanse regering, eerst die van de sociaal-democraat Carlos Andres Pérez – toen een man van gezag o.a. als voorzitter van de Socialistische Internationale – en later van de christendemocratische president Herrera Campins. Zij finanicierden voor een groot deel de opvang van de voormalig politieke gevangenen en hun gezinnen. In Miami was er veel verzet tegen de gesprekken van deze dialogueros met Fidel Castro. Leden van de Groep van 75 werden bedreigd, er vonden bomaanslagen plaats en zelfs moordaanslagen. In de sigarenfabrieken van Padron vonden vijf bomaanslagen plaats. De  anticastristische groepering Omega 7 bleek verantwoordelijk. Ook Garcia werd bedreigd, maar hij herinnerde dan aan een boodschap van een politieke gevangene die hem schreef: ‘Eduardo, kom naar Cuba ook al leidt het tot niks, want een lucifervlammetje ontstoken in Cuba betekent voor ons meer licht dan wanneer heel Miami in brand staat’.

Harde aanval Granma op filmmaker Yimit Ramírez

De Cubaanse filmmaker Yimit Ramírez, maker van Quiero hacer una pelicula / Ik wil een film maken, is in de partijkrant Granma hard aangevallen wegens belediging van José Martí. Cultuurcriticus van de krant, Pedro de la Oz vergeleek teksten uit de film met een incident uit 1946 toen dronken Amerikaanse mariniers op het standbeeld van deze Cubaanse nationale held plasten.

mariniers-1946-standbeeeld-jose-marti

Enkele van de dronken Amerikaanse mariniers die in 1946 het monument van José Martí beklommen en bevuilden. Daar werden ze een dag later door marine-attaché Thomas Francis Cullens opgehaald.

‘Martí is nu meer dan ooit een symbool van het Vaderland,’ waarschuwt Pedro de la Oz die verder schrijft dat ‘Martí beledigen ontoelaatbaar is’. Pedro de la Oz volgt in zijn commentaar de reactie van de officiële filmbond ICAIC. Afgelopen dinsdag publiceerde ICAIC een nota waarin werd bevestigd dat de film Quiero hacer una película was uitgesloten van de sectie Speciale Presentatie voor de Jeugd omdat een van de personages ‘zich op onaanvaardbare wijze uitsprak over José Martí’. ICAIC benadrukt dat het niet alleen een zaak van de ICAIC betreft, ‘maar onze hele samenleving aangaat’ en dat dit niet ‘eenvoudigweg kan worden geaccepteerd als een uiting van vrije meningsuiting.’ De la Oz zegt iets vergelijkbaars en noemt een belediging aan het adres van Martí ‘een belediging die door de overgrote meerderheid van de Cubanen wordt gevoeld.’ De journalist bekritiseert het feit dat de festivalcoördinatoren en de maker van de film nu ICAIC beschuldigen van censuur, terwijl het staatsmonopolie voor de film oproept tot ‘verantwoordelijkheid’.

film-affiche-quiero-hacer-una-pelicula3

Crowdfunding-affiche in het Italiaans

Niet terugtrekken
Marta María Ramírez, promotor van de gecensureerde film, heeft gereageerd op de verklaring van ICAIC. Op haar Facebookpagina stelt ze dat ‘ICAIC in de verklaring liegt om het totale gebrek aan dialoog en de censuur van de film Quiero hacer una película te rechtvaardigen’. De journalist beklemtoont ook dat ‘er nooit enige dialoog is geweest’ en wijst erop dat de filmmakers de film niet hebben teruggetrokken, maar de voorwaarden van de ICAIC niet wilden accepteren. De film zou, aldus ICAIC vertoond moeten worden in een zaal met slechts 24 zitplaatsen. De persconferentie voor het jeugdfilmfestival, die gepland stond voor donderdag, werd een uur voor aanvang afgelast en omgevormd tot een evenement met één spreker: Roberto Smith, voorzitter van ICAIC, die een monoloog hield en de filmmakers beschuldigde van ‘onethisch gedrag.’

film-affiche-quiero-hacer-una-pelicula2Protest
De jonge organisatoren van het filmfestival handhaafden in de catalogus de pagina die gewijd was aan de film van Ramírez. Er was een zwarte achtergrond toegevoegd met de tekst van het protest tegen de censuur van Quiero hacer una película. In de tekst wordt over de film van Ramírez gezegd dat deze ‘de lang verwachte vrucht vormt van een zoon van het festival en dat deze nu misschien wel de enige natuurlijke mogelijkheid verliest om zijn werk aan een breed publiek te tonen’. Yimit Ramírez won twee keer de prijs voor beste animatie op het ICAIC Jeugdfestival, één voor The Beauty or the Beast en één voor Reflexiónes y Hombres verdes. Hij studeerde af aan de Academie voor Schone Kunsten en aan het Instituto Superior de Diseño Industrial. Momenteel studeert hij aan de internationale filmopleiding Escuela Internacional de Cine de San Antonio de los Baños.

Bron
* Zunilda Mata van de site 14ymedio, 24 maart 2018

Linken
* Reactie Pedro de la Oz, Granma, 23 maart 2018
* De journalistenbond UPEC publiceerde in 2010 een tekst over het incident uit  1946 toen Amerikaanse mariniers tegen het monument van José Martí plasten.

De Zwarte Lente, de onderdrukking die vrucht droeg

Het was vroeg in de ochtend toen de politie arriveerde bij de deur van de eerste van de politieke tegenstanders die op 18 maart 2003 werden gearresteerd. Tijdens deze operatie werden 75 (vakbonds) activisten en onafhankelijke journalisten veroordeeld tot lange gevangenisstraffen op basis van de wet Ley Mordaza, die nog steeds van kracht is. De website 14ymedio publiceerde een commentaar.

primavera-negra-protestbord

Protestposter tegen de Zwarte Lente.

Het hebben van een typemachine, het melden van een schending van de mensenrechten via een telefoonlijn, het uitgeven van een onafhankelijk tijdschrift, het verzamelen van handtekeningen of simpelweg een interview geven aan buitenlandse media, waren de ‘bewijzen’ die de autoriteiten gebruikten om de gearresteerden in staat van beschuldiging te stellen. Het ontbrak niet aan verhalen van ontmaskerde mollen, informanten die hun eigen hachje spaarden door tegen hun collega’s te getuigen, noch aan excessen van de politie tegen de families van de gedetineerden. De lange nacht van repressie daalde over het hele eiland. De Zwarte Lente heeft in grote mate bepaald wat er de afgelopen vijftien jaar in de Cubaanse burgermaatschappij is gebeurd. De angst om in een kerker te belanden bracht veel burgers ertoe om af te zien van het uiten van een mening, en ballingschap was uiteindelijk het lot van een groot deel van degenen die in die kerkers hadden geleden. Het was een harde klap voor de dissidenten.

oscarchepewordtafgevoerd2003

De econoom en journalist Oscar Chepe was één van de Groep van 75. Hier wordt hij bij zijn woning afgevoerd door de geheime dienst.

Nieuwe ontwikkelingen
Dit kritieke punt heeft echter ook geleid tot het ontstaan en de ontwikkeling van nieuwe groepen, tendensen en fenomenen die buiten de officiële controle vallen. Vijftien jaar na die poging om de oppositie uit te schakelen, zien we een proces van diversificatie en uitbreiding van de kritieke sector, samen met een grotere internationale solidariteit met de politieke opponenten. De activisten van vandaag, schatplichtig aan die 75 gevangenen, hebben de thema’s waar zij aandacht voor vragen verbreed, van groepen die rechten eisen voor de LGBTI-gemeenschap tot verenigingen die grotere sociale ruimten voor mensen met een handicap nastreven. Het eiland is een broeinest van onafhankelijke plannen en ideeën.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Protest in mei 2003 voor de Cubaanse ambassade in Den Haag, o.a. georganiseerd door CNV, Glasnost in Cuba, NVJ en Pax.

Journalistiek
De journalisten die in maart 2003 werden gearresteerd zijn ook onmisbare voorbeelden voor de generatie verslaggevers die de onafhankelijke media van nu voeden. Ondanks alle pogingen om elke journalist buiten de controle van de Cubaanse Communistische Partij, het leven onmogelijk te maken, is er sprake geweest van een informatie-explosie, deels dankzij nieuwe technologieën. De datum die werd uitgekozen om een einde maken aan wat er nog over was van het Cubaanse burgeractivisme, herinneren we ons vandaag als een historische datum die een nieuw begin markeerde. Toen de regering van Fidel Castro in maart 2003 uit was op de uitroeiing van de dissidentenbeweging, was dat in feite het begin van de rebellie, van maatschappelijk non-conformisme en van inspiratie voor hen die besloten nieuwe media te creëren buiten de officiële pers om.

Bron
* Website 14ymedio, 18 maart 2018

‘Geen plek voor zelfmoordenaars in Pantheon van het Vaderland’

De zelfmoord van Fidel Castro Díaz-Balart donderdag jl. kan toegevoegd worden aan de lange lijst van Cubaanse officials, die de afgelopen 60 jaar een einde aan hun leven maakten. De geschiedenis van de Cubaanse Revolutie is niet compleet zonder het hoofdstuk over de deserteurs, de ballingen en ook de zelfmoordenaars.

Fidel-Castro-Diaz-Balart-begrafenis-fidel-2016

Fidel Castro Diaz Balart (met vlaggetje) bij de begrafenis van zijn vader Fidel Castro in 2016.

Het begon al in 1959 met de dood van commandant Felix Lugerio Pena. Hij leidde het Militair Tribunaal in een spraakmakend proces tegen 43 piloten in dienst van dictator Fulgencio Batista. Zij zouden betrokken zijn geweest bij acties tegen Fidel’s rebellen in de Sierra Maestra. De piloten werden vrijgesproken, maar dat besluit werd op last van Fidel Castro teruggedraaid en zij werden tot maximaal 30 jaar gevangennisstraf veroordeeld. Kort daarna overleed Pena door een kogel in het hoofd.

Mislukte pogingen
Er hebben zich ook mislukte zelfmoordpogingen voorgedaan zoals die van de advocaat Augusto Martínez Sánchez. Hij was een van de rebellen die door zijn rol in de Sierra Maestra de rang van Comandante kreeg. In 1959 werd hij tot Militair Aanklager benoemd en was hij verantwoordelijk voor de talrijke executies. Hij werd later Minister van de Strijdkrachten in het eerste revolutionaire kabinet. Martínez was ook opperrechter in de zaak tegen de deelnemers aan de Inval van de Varkensbaai in 1961. Hij werd later Minister van Arbeid. In 1964 schoot hij zichzelf in de borst, maar hij overleefde dit. Hij verdween uit het openbare leven en stierf in 2013.

zelfmoord-Fidel Castro Díaz-Balart, voormalig president Osvaldo Dorticós, Félix Pena en guerrillera Haydée Santamaría

De klok rond: Fidel Castro Díaz-Balart, voormalig president Osvaldo Dorticós, commandant Félix Pena en guerrillera Haydée Santamaría

Overval paleis
In 1972 pleegde Alberto Mora zelfmoord. Hij was de zoon van Menelao Mora, de oprichter van de Partido Auténtico. Menelao Mora was ook de organisator van de gewapende aanval op het presidentiële paleis in 1957. Het was de bedoeling dat Batista daarbij zou omkomen, maar die was afwezig en de actie mislukte. Menelao werd enkele maanden later op straat doodgeschoten. Zijn zoon Alberto Mora werd Comandante van de Revolutie en directeur van de Buitenlandse Handelsbank.

Heldin van de Revolutie
Haydée Santamaría was een van de bekendere strijders uit de periode van de clandestiniteit. Zij zou de oprichter worden van de bekende uitgeverij Casa de las Américas, de  denktank voor de ideologie van de Cubaanse revolutie. Ze pleegde zelfmoord op de vooravond van de 26ste Juli, sommigen zeggen op de 26ste Juli, Cuba’s nationale feestdag. Het is de dag waarop de aanval op de Moncada-kazerne in 1953 wordt herdacht waarbij haar broer Abel na gruwelijke martelingen werd gedood. Haar vriend Boris Luis Santa Coloma, nog geen 25 jaar, stierf ook bij de aanval op de Moncadakazerne. Zelf werd zij gevangen genomen door het leger van Fulgencio Batista. Santamaría zat bijna 2 maanden in een ondergrondse kerker. Zij beschreef die momenten als ‘een lijdensweg’ die maakte dat ze gevoelloos werd. Na haar dood werd Santamaría niet herdacht met het eerbetoon dat bij haar paste, gezien haar historische betekenis. Lange tijd werd de officiële gedachtenis van belangrijke personen die zelfmoord pleegden, genegeerd. Santamaría’s afscheidsbrief waarin de reden van de zelfdoding was opgenomen, is nooit gepubliceerd. ‘Er is geen plek voor zelfmoorden in het Pantheon van het Vaderland’, zei een voorman van de Cubaanse regering eens tot enkele vrienden uit de culturele wereld.

haydeesantamaria-224x300

Haydee Santamaría

De partijkrant Granma berichtte kort over de dood van Santamaría. Comandante Juan Almeida zei destijds: ‘In principe accepteren wij, revolutionairen, het besluit tot zelfdoding niet. Het leven van revolutionairen behoort toe aan de zaak van de Revolutie en aan het volk.’ Maar hij voegde er aan toe ‘niet gevoelloos Haydée te willen veroordelen’ want iedereen die haar heeft gekend, inclusief ikzelf, weet dat ‘de wonden van de aanval op de Moncadakazerne nooit geheel bij haar geheeld waren.’ In 2008, ongeveer dertig jaar na deze gebeurtenis, kwamen de twee kinderen van Santamaría – inmiddels gehuwd met minister Armando Hart – Celia Hart Santamaría (45) en Abel Hart Santamaría (48) bij een auto-ongeval om het leven. De crash waarbij hun auto zich in een boom boorde, had het karakter van een zelfmoordactie, volgens sommige betrokkenen.
De zus van Vilma Espin, partijprominente en echtgenote van Raúl Castro, pleegde ook zelfmoord. Nilsa Espín beroofde zich in 1965 van het leven, samen met haar man Rafael Rivero. Hij deed dit in een militair kampement in Pinar del Río, zij pleegde zelfmoord in het kantoor van Raúl Castro.

dorticos-fidel-che-februari1959

Midden: president Dorticos, februari 1959

President
In juni 1983 schoot Osvaldo Dorticos, president van de Republiek Cuba van 1959 tot 1976, zichzelf een kogel door het hoofd, na een felle woordenwisseling, aldus getuigen, met Fidel Castro. Dorticós deed dit op het moment dat Cuba verwikkeld was in een grote operatie tegen corruptie, Toga Sucia (Vuile kleren). De actie was gericht tegen corrupte rechters, maar velen zagen er een poging in de rechterlijke macht te zuiveren van minder Castrogezinde rechters. De officiële media benadrukten dat de reden voor deze zelfmoord gezocht moest worden in een zware depressie, ontstaan na de dood van Dorticos’ vrouw, María Caridad Molina.

Breuk

Vorige week donderdag brak de officiële pers met een lange traditie van zwijgen over zelfmoorden. De zelfmoord van Fidel Castro Díaz-Balart – Fidel Castro’s oudste zoon, geboren voor de Revolutie uit het huwelijk met Castro’s eerste vrouw Mirta Díaz-Balart – zou tegenwoordig ook veel minder gemakkelijk geheim gehouden kunnen worden.

Bron
* Marcelo Hernández, website 14ymedio, 2 februari 2018

José Martí, opnieuw te paard in Havana

Zondag zal op de 165ste geboortedag van de Apostel van het Vaderland José Martí, een replica van zijn standbeeld in het Central Park in New York, in de Cubaanse  hoofdstad Havana worden onthuld.

jose-marti-standbeeld-havana2802018

Standbeeld van Martí, op de achtergrond het Capitool

Het beeld is een geschenk met een gewicht van 3 ton, ter waarde van 2,5 miljoen dollar van het Bronx Museum of the Arts in New York en bedoeld als een gebaar van internationale vriendschap tussen de volkeren. Het werd al in oktober 2017 in Havana geplaatst. Maar Cuba wilde de officiële onthulling laten samenvallen met de verjaardag van Cuba’s grootste patriot op 28 januari. De Cubanen beschouwen het standbeeld als een symbool van de eeuwigdurende vriendschap tussen de volkeren van beide landen, ondanks de verslechtering die optrad onder de Trump-administratie. Het bronzen beeld is een replica van het beeld dat sinds 1950 in het Central Park in New York staat, samen met beelden van Simón Bolívar en José de San Martín. Het werd gemaakt door de Amerikaanse kunstenaar Anna Hyatt. De Cubaanse regering bood destijds het granieten voetstuk aan.

orkaan-irma-jongentje-buste-martiApostel
Martí, die 15 jaar in ballingschap in de VS doorbracht, wordt wel de Apostel van Cuba genoemd en beschouwd als de ‘intellectuele auteur’ – aldus Fidel Castro – van de gewapende opstand die op 1 januari 1959 leidde tot de Cubaanse Revolutie. Overal in Cuba zijn bustes van Martí verschenen, het vliegveld van Havana is naar hem vernoemd en op het Plein van de Revolutie staat en monument van hem dat beklommen kan worden.

Bron
* Diverse persbureaus

De romantisering van Boeddha en van de Cubaanse revolutie

In De Volkskrant van gisteren verscheen een lang artikel over de soms idolate verering van het boeddhisme in onze streken. In elke straat in de eerste de beste vinexwijk kom je wel een Boeddhabeeld tegen. Journalist Olaf Tempelman vergelijkt de onaantastbaarheid van deze leer met de vroegere verering van de Revolutie in Cuba. ‘Op plekken waar wordt verafgood, wordt ook weggekeken.’

guevara-complex-santa-clara

Mausoleum Che in Santa Clara

‘Ook had je fellowtravellers die naar Cuba reisden, zich in een socialistisch paradijs waanden en geen kwaad woord over Fidel Castro wilden horen. Er zijn overeenkomsten met contemporaine westerse reizigers die in boeddhistische landen spirituele paradijzen ontwaren. Wie het Tijgersnest-klooster in Bhutan bezoekt, ziet dezelfde extase bij toeristen als in Santa Clara op Cuba bij het mausoleum van Che Guevara.

Nog verder dan het idealiseren van bijvoorbeeld Bhutan gaat die van ‘het verloren paradijs’. Paul van der Velde – hoogleraar Aziatische religies – weet dat er geen enkele geschiedenis zo wordt geromantiseerd als de Tibetaanse, die van de Cubaanse revolutie wellicht uitgezonderd.

Bron
* Olaf Tempelman, De Volkskrant, zaterdag, 6 januari 2018